Blogs
0,00
Winkelwagen

Geen producten in de winkelwagen.

Insulineresistentie en hoefbevangenheid

Insulineresistentie komt vaak voor bij ziekten als PPID (cushing), EMS (Equine Metabool Syndroom), maar is zeer vaak het gevolg van een langdurig disbalans van voeding en arbeid. Insulineresistentie ontstaat vaak doordat de hoeveelheid voeding en energie dat een paard opneemt niet evenredig is met de energie die het paard nodig heeft. Door langdurige overmatige verstrekking van voeding, krijgt het paard obesitas en raakt de stofwisseling verstoord. Ook ouderdom kan zorgen voor een verminderde stofwisseling, waardoor het paard gevoeliger is voor insulineresistentie en hoefbevangenheid.

Wat is insulineresistentie?

Insulineresistentie is een stofwisselingsstoornis. Het hormoon insuline, dat aangemaakt wordt door de alvleesklier, is belangrijk voor de suikerstofwisseling en zorgt voor een constant glucosegehalte in het bloed en een goede verdeling van voedingsstoffen in het lichaam. Als een gezond paard eet, worden de voedingsstoffen door de darmwand afgegeven aan de bloedbaan. De insulineconcentratie in het bloed stijgt dan. Insuline zorgt ervoor dat suiker uit het bloed wordt opgenomen door spier- en vetcellen. Daarnaast remt insuline de suikerproductie door de lever. Insuline zorgt door deze processen voor een verlaging van de bloedsuikerconcentratie na opname van voedsel. Bij paarden met insulineresistentie reageren de vet- en spiercellen pas op insuline als de concentratie in het bloed onnatuurlijk hoog is. De insulinereceptoren van de cellen zijn minder gevoelig geworden waardoor veel glucose op een andere wijze verwerkt moet worden. De overmaat aan glucose in het bloed wordt door de lever omgezet in vetten die verdeeld worden over het vetweefsel in het lichaam.

Paarden met insulineresistentie hebben vaak vetophopingen rond de manenkam en staartaanzet, hebben vaak overgewicht en huidproblemen. Door een verminderde capaciteit om glucose vrij te maken uit de cellen, hebben deze paarden vaak last van lusteloosheid en spiervermoeidheid. Paarden met insulineresistentie hebben een zeer verhoogde kans op hoefbevangenheid.

Hoefbevangenheid

Bij hoefbevangenheid is de witte lijn tussen de hoefwand en het hoefbeen ontstoken. De witte lijn is het weefsel waarmee het hoefbeen en de hoefwand aan elkaar verbonden zijn. De witte lijn bestaat uit lamellen en deze bevatten zeer veel bloedvaten en zenuwen. Bij hoefbevangenheid raken de bloedvaten in de buurt van de lamellen aangetast, waardoor de bloedtoevoer naar de lamellen verstoord raken. Hierdoor wordt “de witte lijn” minder voorzien van zuurstof en voedingsstoffen, met als gevolg dat er een ontstekingsreactie plaats vindt in de lamellen. Dit wordt ook wel laminitis genoemd. Door de ontsteking worden stoffen aangemaakt die de lamellen beschadigen en zelfs kunnen afbreken. Hierdoor raakt de hoefwand los van het hoefbeen, waardoor het hoefbeen als het ware naar beneden valt en drukt op de hoefzool. Dit wordt ook wel hoefbeenkanteling genoemd. In ernstige gevallen steekt het hoefbeen door de hoefwand heen.

Hoefbevangenheid kan door meerdere oorzaken ontstaan en zijn grofweg te verdelen in drie groepen: voeding, andere aandoeningen zoals insulineresistentie of overbelasting van de voet.

 

Voeding

Een verkeerd voerregime kan de kans op insulineresistentie en hoefbevangenheid vergroten.

Teveel suiker en zetmeel

Vers voorjaarsgras is een beduchte oorzaak van hoefbevangenheid, door het hoge gehalte aan fructaan (een vorm van suiker). Ook een teveel aan graanrijk krachtvoer kan een trigger zijn. Granen zijn namelijk rijk aan zetmeel, dit zijn snelle koolhydraten (suikers) en zorgen voor een hoge suikerpiek.
Door een hoge inname van suiker ontstaat er een zeer hoge insulinepiek. Insuline zorgt naast het verlagen van de bloedsuikerspiegel ook voor de samentrekking van kleine bloedvaatjes, met name in de lamellen. Belemmering van de bloedvoorziening leidt dus tot een tekort aan zuurstof en voedingstoffen met een ontsteking als gevolg.

Daarnaast kan een koolhydraat rijk dieet zorgen voor overbelasting van de darmen. Koolhydraten (suikers en zetmeel), worden in de dunne darm afgebroken. Alleen kan er maar een beperkte hoeveelheid in de dunne darm worden verteerd en een teveel stroomt door naar de dikke darm. Hier worden koolhydraten door de bacteriën in de darm gefermenteerd, waarbij melkzuur wordt geproduceerd. De zuurgraad in de dikke darm daalt waardoor de “goede bacteriën” doodgaan. Hier komen giftige stoffen bij vrij, endotoxinen. Door verzuring kan de afweer van de darmwand beschadigd raken en komen de endotoxinen in de bloedbaan. Endotoxinen zijn schadelijk en worden ook in verband gelegd met hoefbevangenheid.

Voerveranderingen

De darmflora van een paard is specifiek aan welk voedsel wordt gegeten. De darmflora is niet bestand tegen een plotselinge voerverandering en de bacteriën kunnen massaal afsterven, met de endotoxinen vergiftiging als gevolg. Ook ontstaat er een disbalans in de darmflora dat ook de gezondheid negatief kan beïnvloeden

Magnesiumtekort

Een tekort aan magnesium kunnen cellen ongevoeliger maken voor insuline. Hierdoor kan het bloedsuikergehalte sterk gaan schommelen, met als gevolg een hoger risico op hoefbevangenheid.

Onderliggende aandoeningen

Bepaalde ziekten bij paarden kunnen het risico op hoefbevangenheid vergroten. Het Equine Metabool Syndroom wordt omschreven als een verzameling van risicofactoren voor het ontstaan van hoefbevangenheid, waarbij hormonen en de stofwisseling een rol spelen. Een verstoring van de insulineregulatie ligt aan de basis van het probleem.

 

Een aangepast rantsoen

Een goed rantsoen kan insulineresistentie en hoefbevangenheid voorkomen. Ten alle tijden moet overgewicht worden voorkomen. Is er sprake van overgewicht, dan zal het paard moeten afvallen. Paarden die eenmaal hoefbevangen zijn geweest, zijn gevoelig voor herhaling.

Wanneer het paard hoef bevangen is mag er GEEN krachtvoer gegeven worden en moet weidegang vermeden worden. Het paard mag dan alleen grofstengelig hooi, welke laag in suiker is. Voor een beter herstel wordt wel aanvullend vitaminen en mineralen supplement aangeraden. Vooral vitamine A, E, C, Biotine, Zink en Selenium. Vitamine C, E en selenium werken als antioxidanten en helpen gifstoffen uit het lichaam af te voeren. Vitamine A is belangrijk voor het herstel van bot- en weefsels. Zink en Biotine zijn nodig voor het herstel van de hoeven. Daarnaast zorgt zink voor de genezing en afweer tegen infecties.

Beperk gemakkelijk opneembare koolhydraten

De basis van het rantsoen moet bestaan uit grofstengelig ruwvoer, laag in suiker en van goede kwaliteit. Beperk gemakkelijk opneembare koolhydraten. Koolhydraten worden afgebroken tot glucose. Dus weinig krachtvoer en een krachtvoer met een laag suiker/zetmeelgehalte of een graanvrije vitaminen/mineralen balancer. Als het paard veel moet presteren, kan energie in vorm van vetten/olie gegeven worden of kies voor een graan vrije muesli.

Houdt de darmflora gezond

Het is ook belangrijk om de darmflora gezond te houden door een vezelrijk rantsoen. Sojahullen zijn een goede aanvulling voor goed verteerbare vezels en ondersteunen de darmflora. Voorkom grote/plotselinge wijzigingen in het rantsoen. De darmflora van het paard is namelijk specifiek aan welk voedsel het paard eet. Het kan 2 tot 3 weken duren voordat de darmflora is aangepast aan een nieuw rantsoen. Bij een te grote verandering kunnen de ongewenste bacteriën toenemen. Bouw het huidige rantsoen langzaam af en het nieuwe rantsoen op (7-10 dagen). De darmflora kun je ondersteunen met gist of een vitamine B-complex.

Vermijd gras in het voorjaar en najaar, beperk weidegang

Vers voorjaars gras is erg gevaarlijk voor paarden, door de wisselende en hoge gehaltes aan fructaan. Weidegang moet langzaam opgebouwd worden, niet alleen voor het fructaan, maar voor de darmflora van je paard. Chronisch hoef bevangen paarden kun je beter niet in de weide zetten op een zonnige dag na een koude nacht. Door een te lage temperatuur <12 graden, kan het gras niet goed groeien. Wanneer er wel voldoende zon, water en voedingsstoffen voor het gras aanwezig zijn wordt er gewoon fructaan geproduceerd door het gras. Echter kan dit niet gebruikt worden om te groeien en wordt het fructaan dus in het gras opgeslagen. Het Fructaan gehalte in het gras is dan het hoogst. De combinatie van een zonnige dag en koude nachten in het voorjaar en najaar zorgt voor een extra hoog fructaan gehalte in het gras.

Ondersteuning met supplementen

Magnesium

Paarden met insulineresistentie en paarden welke gevoelig zijn voor hoefbevangheid kunnen baat hebben bij extra Magnesium. Bij Magnesium deficientie worden lichaamscellen vermoedelijk ongevoeliger voor insuline. Dit is nog niet wetenschappelijk aangetoond maar bij paarden blijkt het toedienen van magnesium effect te hebben bij insulineresistentie. Belangrijk is dan wel de vorm van het magnesium. Anorganisch gebonden magnesium (fosfaat, sulfaat, oxide, citraat) moet concurreren in de opname met andere mineralen (voornamelijk calcium). In bijna alle paardenvoeders wordt gebruik gemaakt van magnesiumoxide. Organisch magnesium, gebonden aan een aminozuur (eiwit) hoeft niet te concurreren en wordt daardoor veel beter opgenomen.

Fenegriek

Ook fenegriek is een supplement dat helpt het bloedsuikerspiegel in balans te houden en draagt bij tot een normale glucose- en insuline stofwisseling. Daarnaast helpt fenegriek het vetmetabolisme te ondersteunen en in balans te brengen.

Spirulina

Uit onderzoek is gebleken dat Spirulina bijdraagt aan het verlagen van de insulinespiegel in het bloed en heeft dus een positief effect op paarden met insulineresistentie. Daarbij komt uit het onderzoek naar voren dat het Spirulina kan bijdragen bij gewichtsbeheersing. Spirulina bevat een hoog gehalte aan vitamine B1 (Thiamine). Thiamine is belangrijk voor de koolhydraatstofwisseling, het helpt het paard energie vrij te krijgen uit koolhydraten waaronder suikers.

Whatsapp